Deventer ontvangt auditoren van SEB

De jaarlijkse auditorendag van SEB vond deze keer plaats in Deventer. De Gemeente Deventer liet de auditoren onder meer meekijken met het Meerjarenonderhoudsprogramma (MJOP) bij de aanpak van de binnenstedelijke reconstructie van het Grote Kerkhof. Dit is een van de oudste stukjes van de Deventer binnenstad.

Projectmanager Herco de Wilde zette uiteen hoe de Gemeente Deventer tegenwoordig dergelijke MJOP-projecten aanpakt. Steeds vaker wordt dat gedaan met een zogenaamde ‘buurtaanpak’. “Voorheen werd een voorlopig ontwerp gemaakt. Dan bleek nog wel eens dat er onvoldoende geld gereserveerd was om te doen wat nodig was om weer jaren mee te kunnen. Soms is bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling sterk gewijzigd in de loop der jaren en zijn er andere behoeftes. Met de buurtaanpak gaan we nu veel eerder kijken wat een buurt nodig heeft. We gaan soms ook met open vragen de buurt in om te horen wat ze zouden willen, zonder iets te beloven. Het resultaat is inzicht in de gewenste toekomstbestendige structuur en een meerjarig overzicht van uit te voeren werkzaamheden. Daarna kan het College van b en w de prioritering bepalen en er budget voor beschikbaar stellen. Als we dan na bijvoorbeeld twee jaar terug komen in de wijk om daadwerkelijk aan de slag te gaan, voelen mensen zich ook veel meer gehoord.”

Veel belanghebbenden

De reconstructie van het Grote Kerkhof was voor de Gemeente Deventer een zeer bijzonder project, zo vertelde projectleider Robert Boomkamp. De naam zegt het al: het plein is gesitueerd op een oude begraafplaats. “Als je de grond in gaat, kom je van alles tegen. De oudste graven dateren uit de twaalfde eeuw. Daarnaast zit je in het oudste deel van de binnenstad en heb je te maken met heel veel belanghebbenden. Er zijn bewoners, er is horeca, er is een cultuursector met onder meer musea en een bibliotheek, het stadhuis grenst er aan en je hebt te maken met cultuurhistorie en de Bomenstichting, et cetera. Dat vereist vooral zorgvuldige communicatie. Daarnaast moet je veel belangen afwegen en bepalen wat je wel en niet gaat doen. Je kunt het niet iedereen naar de zin maken.”

Prijs en materieel

Het werk werd uitgevoerd door Hoornstra Infrabouw. “We hadden een aanbesteding met voorselectie van vijf bedrijven. Daarin vroegen we ook om een plan van aanpak en EMVI-scores. Ook wilden we maximale inzet van elektrisch materieel. En we vroegen van de aannemer om zekerheden in te bouwen rondom materiaalprijzen, die toen enorm in de lift zaten. Hoornstra wist dat allemaal het beste te regelen en had onder meer vooraf al prijsafspraken gemaakt met leveranciers. Dat heeft voor ons heel goed uitgepakt.”

Boomkamp was ook enthousiast over de inzet van elektrisch materieel. Trilplaten en zagen blijven natuurlijk enige herrie geven, maar in zijn totaliteit was de geluidhinder veel minder dan bij traditioneel materieel. Ook de uitstoot was minimaal. “Hoornstra gebruikte ook elektrische shovels. Alleen elektrische vrachtwagens waren nog niet beschikbaar.” De beperking van de uitstoot was overigens ook pure noodzaak omdat het gebied grenst aan de IJssel, die is aangewezen als Natura 2000 gebied. “En in dit project kon het ook vrij gemakkelijk doordat we voor het opladen drie elektrakasten ter beschikking konden stellen die daar staan voor evenementen.”

Anders dan anders

“Binnenstedelijker dan dit kun je het eigenlijk niet krijgen”, gaf Willem Merjenburgh van Hoornstra de moeilijkheidsgraad van het werk aan. “Daarbij mochten we werken met mooie materialen: natuursteen, oud gebakken materiaal; nieuw gebakken materiaal. Er zat van alles in. Maar niet alleen op gebied van straatwerk was het veeleisend; ook wat betreft waterafvoer en fundatie was het anders dan gebruikelijk. We werkten op een bijzondere ondergrond van het oude kerkhof, waar alles dieper dan 75 centimeter onder maaiveld archeologisch onderzocht moest worden. Daarom is hier geen riool aangelegd voor waterafvoer, maar wordt het water via een drain in de grond geïnfiltreerd.”

Het elektrisch werken in dit project was voor Hoornstra geen probleem. “Alle klein materieel was hier elektrisch, zoals minishovels, triplaten, stampers en betonzagen. Daar zijn we als bedrijf inmiddels prima in voorzien. Daar hebben we volop in geïnvesteerd”, aldus Merjenburgh. “Nu kijken we ook naar groter materieel en bijvoorbeeld elektrisch vervoer. De vraag vanuit de markt is er. Er komen steeds meer binnenstedelijke projecten waar je alleen nog maar emissieloos mag werken.”